Gedurende de laatste jaren van haar leven ging ik met mijn
moeder vaak wandelen door het dorp. Een hoogtepunt voor haar. Sowieso even uit
het warme verzorgingstehuis en naar buiten in de frisse lucht. Zomaar een ijsje
eten, een kopje thee drinken of op een bankje zitten in het winkelcentrum. En
elke keer als we onze vaste rondjes liepen, dan kwamen we wel een bekende
tegen. “Dag Mevrouw Janmaat, hoe is het nu met u?” ”Dag Bep!” “Hé, Beppie!”
Van die momenten kon ze enorm genieten, want die aandacht zorgde ervoor dat ze zich
nog betrokken voelde bij het dorp. Haar dorp. Als een koningin zwaaide ze naar
iedereen die haar zag en het verbaasde mij keer op keer hoeveel mensen naar haar
terug zwaaiden. Veel lieve mensen die nog geduldig een praatje met haar
maakten, ondanks haar mentale beperkingen. Daar ging blijkbaar een enorm
sociaal leven aan vooraf, wat ik pas later besefte.
Nog niet zo lang geleden zag ik een kleurenfilm met unieke historische
beelden van Vinkeveen. Een film gemaakt in 1955, 10 jaar na de bevrijding en
het was daarom feest in het dorp. Tussen alle optochten herkende ik
onmiddellijk mijn ouders. Mijn moeder zat achterop een versierde legertruck en
mijn vader speelde saxofoon in de fanfare. Ze waren nog niet getrouwd, maar
hadden ongetwijfeld al wel verkering. Zij was 23, hij 24 en ze waren zichtbaar
gelukkig en toen al verweven met het dorpse leven. Die sociale cohesie was in
die tijd vanzelfsprekend en vooral mijn moeder voelde zich daarbij als een vis
in het water. Een lief en sociaal mens, met een warm hart voor iedereen en
altijd een gulle lach.
Die eigenschappen waren ook kenmerkend bij haar verdere
leven. Een leven in een eenvoudig, maar hecht tuindersgezin met een te vroeg
overleden moeder. Een leven als zorgzame moeder en oma. Een leven als
koffiejuffrouw bij huize Maria-Oord. Maar ook een leven als gezelligheidsdier en
nonchalante huisvrouw, die haar taak in de huishouding niet al te serieus nam.
Een leven op het ijs en op het water; wij weten hoe fijn het was daar op die Vinkeveense
plas. En bij al die momenten uit dat leven kwamen steeds dezelfde
karaktereigenschappen weer boven drijven: warm, sociaal en betrokken. Zelfs toen
mijn moeder langzaam maar zeker de grip op haar leven verloor, werd haar
persoonlijkheid gekenmerkt door vrolijkheid en blijdschap. Mede door de fijne
muziekuurtjes van Ellen Hack, de warme Aandachtzorg van Annet, de liefdevolle
verzorging door het personeel van Maria-Oord en de hulp van alle vrijwilligers kon
ze nog genieten van alle geluksmomenten en de geborgenheid van huisje 12.
De gevorderde Alzheimer bij mijn moeder behoedde haar
voor de lasten uit het verleden en de zorgen voor de toekomst. Ze verkeerde
slechts in het hier en nu. Een boeddhistische monnik zou er nog jaloers op kunnen
zijn. De zon schijnt. Hoor je de vogels? Kijk, een vliegtuig. Wat een mooie
bloemen. Ach, die kleintjes. De kerk is mooi geworden. We hoeven gelukkig niet
meer te biechten. Hoe gaat het met de kinderen? Hebben we krullen? Ja, we
hebben krullen. Mooi hè?
Gelukkig kon ze nog wel alle muziek van haar generatie met
een opvallende mooie stem meezingen. Van ach Margrietje en de klok van
Arnemuiden. Daar bij die molen, die mooie molen en twee ogen zo blauw. Lachen bij
de kont van het paard en Mien in haar nachtjapon achter de rododendron.
Dansend op een walsje door het leven. Haar leven.
Dansend op een walsje door het leven. Haar leven.
Reacties
Een reactie posten