Doorgaan naar hoofdcontent

Levend water

"Levend water". De naam van onze familieboot. Een naam met een religieuze betekenis, ingegeven door de voormalige werkgever van mijn vader: pastoor Gijs van der Voort te Vinkeveen. Een pastoor die, zoals vele Vinkeveners zich wellicht nog kunnen herinneren, liturgisch zeer gedreven was maar communicatief volstrekt onbekwaam. Dit resulteerde vaak in een eindeloos lange preek op een dusdanige monotone toon, dat menig kerkbezoeker met moeite wakker kon blijven op de toch al slaperige zondagochtend. En de natuurlijke galm van de oversized R.K. kerk hielp daar ook al niet bij, ondanks de goedbedoelde Philips geluidsversterking. Het was vooral een kwestie van uitzitten.

Jezus zei: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke. Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.” (Johannes 7:37,38)

De achterliggende boodschap: water geeft leven en doet opbloeien, dit heeft iedereen nodig. Mooi bedacht, maar wij waren als opbloeiende kinderen vooral bezig met varen, zonnen en zwemmen zonder diploma. Eerst nog in een eikenhouten roeiboot met stinkende Seagull buitenboordmotor naar een zandeiland op het nog onontdekte Vinkeveense water. Later op ontdekkingsreis door Nederland in een wit jachtje, de trots van vader Toon. Een met moeite bijeen gespaarde stalen casco, zelf afgetimmerd met eikenhout van de (toen al) overbodige kerkbanken en voorzien van lege plastic hostiebussen van het doveninstituut Sint Michielsgestel voor de jarenlange opslag van koffie, thee, suiker en biscuit. Al even inventief als functioneel. De circulaire economie bestond nog niet, maar wij deden er al aan. En vooral goedkoop ook. De herbruikbare materialen waren immers voldoende voorhanden als koster van een immens kerkgebouw.

De houten roeiboot kreeg een tweede leven als zeilbootje, voorzien van een oud spriettuigage met karakteristiek bruin zeil, houten zijzwaardjes en een roer uit de nalatenschap van de familie Vredendaal. Tevens deed het dienst als bevoorradingsscheepje tijdens eindeloos lange vakanties in zonovergoten zomers met verfrissende onweersbuien. In mijn selectieve herinnering dan. Vaak verbleven we meerdere dagen achtereen op het afgemeerde moederschip en kon vader Toon ondertussen met de bijboot boodschappen doen, vers water halen en zijn beroep van koster uitoefenen op de al eerder genoemde zondagochtend, tijdens een trouwerij of op een onverwachte begrafenis. Na gedane zaken keerde hij weer terug met verse peentjes, radijsjes en kropsla uit eigen moestuin. Het leven was goed en het water was levend.

Gek van boten waren we. Er kwam al snel een plastic zeilbootje bij, evenals een rubber dinghy. Zodoende kon het wel eens voorkomen dat er een hele stoet van vaartuigen achter het moederschip werd getrokken en wij soms nog aan een touw in het water er achteraan. Vader kon urenlang onderuit gezakt rondzeilen in de houten boot, wij leerden zeilen in de eenpersoons Laser en moeder las een boek op de voorplecht van het moederschip. Bij voorkeur een streekroman. “Als het hart hunkert” of iets dergelijks. Zodoende kwam er van koken meestal niet veel terecht en leefden we dagenlang op kropsla, goedkope slasaus (van het merk Slanky), tomaat, ei, Iglo vissticks en gebakken aardappelen. Als we geluk hadden meerde de patatboot aan (ja, je leest het goed: een varende snackbar!) en aten we friet met een raket of split van Caraco ijs.

Eén, twee, drie je proeft het zo.

Het is ijs van Caraco.

Mexicaantje, oranje hoed.

Caraco ijs, geweldig goed.

Caraco ijs, Caraco ijs.

Hmm, geweldig lekker!

 

Na minutenlang op het gloeiend hete zwarte dek je voetzolen verbrand te hebben, wachtend op de bestelling, had je ondertussen medelijden met de corpulente patatbakker die de hele dag in zijn bedompte kajuit snacks stond te bakken met een mix van zweet en vet op zijn gezicht. Af en toe veegde hij het weg met zijn al even besmeurde bovenarm.

Onze avontuurlijk ingestelde vader hield van zijn boot. Het was zijn lust en zijn leven. Zelfvoorzienend gaan toeren over de Nederlandse rivieren, het grote water niet schuwend en goed voorbereid met kijker, kaart en kompas. “Een stevige bries” had de sluiswachter uit Edam nog geroepen toe hij ons losliet op de beukende golven van het IJsselmeer. Met slechts één krentenbol op de nuchtere maag hielden we het niet lang fris en dook het gezin één voor één de kajuit in op zoek naar een teiltje. De troostrijke zwarte thee met muffe biscuit uit de hostiebussen van het doveninstituut bood geen soelaas. Uiteindelijk bracht alleen de veilige haven van Marken wat opluchting en was het vooral de schipper die genoten had van de oversteek.

Het schip heeft vier slaapplaatsen en bij ons thuis waren we met vijf. De ouders sliepen in de comfortabele achterkajuit, de oudste had een volledige bank en de jongste paste nog net op het bankje naast de kombuis. Voor mij was er een slaapplek op een luchtbed in de stuurhut. Op die leeftijd vind je alles prima, maar de roodverbrande huid met muggenbeten schuurde vervelend op het rood blauwe luchtbed waardoor ik vaak slecht de slaap kon vatten. De slaapzakken waren sowieso overbodig vanwege de tropische temperaturen binnenboord en aan lakens deden we niet. Ik vermoed dat de grote plunjezak met diverse badkleding voor jong en oud, de slaapzakken in karakteristiek jaren zeventig dessin en de tot op het bot versleten Suske en Wiske, Donald Duck en Bob Evers boekjes nog decennialang in de boot hebben rondgezworven. Je ruikt eenmaal de herinnering en alles komt weer terug. Ook die keer dat we niet wisten dat de Biesbosch eb en vloed kent en ik ‘s ochtends op een scheve vloer tegen de zijwand wakker werd met mijn hoofd tegen een kastdeurtje. Niet fijn wakker worden kan ik je verzekeren.

Na verloop van tijd begon het schip wat sleets te raken en werden er op diverse cruciale plekken z.g. ‘Brinta briefjes’ (hergebruikt karton van lege Brinta pap dozen) opgehangen met een handgeschreven gebruiksaanwijzing. “Rode kraan onder de WC dichtdraaien na gebruik!” stond er dan. Nu moet je weten dat in die tijd alle fecaliën uit een boot nog gewoon geloosd werden door een gat in de romp en je zodoende tijdens het zwemmen nog wel eens je eigen drol tegenkwam. Klinkt erger dan het is, we hebben het allemaal overleefd. Niettemin was de gebruiksaanwijzing belangrijk, want als de rode kraan niet goed dichtzat had je kans dat de boot zomaar zonk. Ook lekkende loospijpen (kenners weten wat dat zijn) kunnen catastrofaal zijn getuige twee zwetende en hozende ouders die met emmers tevergeefs probeerden het zinkende schip van de ondergang te redden. Redden wat er te redden valt! Gelukkig kreeg mijn moeder de opdracht om zoonlief te bellen, zodat ik met mijn elektrische tuinpomp de zaak nog net op tijd kon redden. Ik had ze nog nooit zo opgelucht gezien. “Regelmatig slaolie in de loospijpen gieten tegen het roesten.” stond er nog net leesbaar op een verwaterd Brinta briefje bij het fornuis.

Toen mijn vader al ruimschoots de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt na een turbulent afscheid van kerk en pastoor, zag ik hem vanuit mijn auto eens zeilen met zijn schip op de eerste plas. Met een halfwinder en een bezaan ‘op één oor’ de stevige bries trotserend. De schoten nog maar eens aangehaald, het dunne haar wapperend in de wind en genietend van het leven zolang het nog kon. Een liefhebber in zijn element, maar tegelijkertijd beseffend dat de horizon in zicht is. Ik toeterde tevergeefs naar hem. Traanvocht vertroebelde de schittering van de zon in het water. Het levende water.














Reacties

  1. Wat een leesgenot! Zo herkenbaar en het klopt zo ... de familie Janmaat ten voeten uit.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Kroniek van de familie Janmaat Vinkeveen

‘Hoeveel kinderen?!’ ‘Ja, zeventien...’ Enigszins beschaamd mompel ik het aantal nakomelingen wat mijn grootouders van vaders kant hadden geproduceerd. Mijn schoonvader kwam ook al uit zo’n groot gezin - daar hadden ze er veertien - wat al behoorlijk indruk maakte. Maar ik wist mijn schoonfamilie dus te overtroeven met een nog groter aantal. Dit was vooral het gevolg van een tijd waarbij meneer pastoor nog de gezinssamenstelling bepaalde (ongeacht inkomen en carrièreplannen van dat gezin) wat uiteindelijk een tsunami van nieuwe zieltjes ging opleveren. Met het vooruitzicht van een goed gevulde kerk en collecteschaal was de toekomst van de Rooms Katholieke kerk verzekerd en had de herder zijn missie naar tevredenheid volbracht. De schaapjes waren op het droge. Drama Nu kan het ook zijn dat een groot gezin belangrijk werd geacht voor de continuïteit. Veel van mijn voorvaderen Janmaat hadden een agrarisch bedrijf en daar waren alle werkhanden welkom. Was het niet bij het melken en hooien,

Signalen

Zoals je wellicht weet was mijn vader Toon lange tijd koster van de grote, niet te vermijden Rooms Katholieke kerk van Vinkeveen. In zijn hart was hij nog steeds graficus, maar de stress op de drukkerij noopte hem in de jaren zestig van de vorige eeuw tot het maken van een carrièreswitch. Een achteraf verstandige keuze, want zo was hij verlost van veeleisende oplages en deadlines. Beter voor zijn hart. Tegelijkertijd had niet alleen zijn carrière een rigoureuze wending genomen, maar ook zijn levenswijze. Van hardwerkende loonslaaf naar levensgenieter met voldoende ruimte voor ontspanning en expressie. Zijn gedachtengoed bevond zich voornamelijk aan de linkerkant van het politieke spectrum met alle bijbehorende kenmerken. Een oranje Citroen Deux Chevaux bestelauto, gecamoufleerd tussen de prettig verwaarloosde voortuin van de ambtswoning aan de Kerklaan. Een al even weelderige moestuin met onbespoten groenten en fruit op roeiafstand, diverse fietsen en saxofoons, jazzmuziek, ribfluwelen