Doorgaan naar hoofdcontent

Besteleend

De Citroën AK400, bijgenaamd: de besteleend. Niet zo gewild als de Citroën Méhari ‘terreinauto’, maar desondanks een opkomend populair model in de huidige oldtimer markt. Mijn vader had er lange tijd een. Een oranje.

Daarvoor had hij een Opel Olympia, zijn eerste auto. Daarvan was de bodem zó verrot dat deze ook kon doorgaan als Flinstone auto en je (bij wijze van spreken) zelf kon meetrappen. Niettemin bracht hij trouw elke zondag zijn moeder naar de kerk in deze luxe wagen, wat paste bij een statige en trotse vrouw van maar liefst zeventien kinderen. Ik spreek over een tijd dat er maar drie auto’s op het kerkplein stonden: die van de dokter, de pastoor en van mijn vader dus. Een tijd ook waarbij diezelfde pastoor nog de gezinssamenstelling bepaalde, ongeacht inkomen en carrièreplannen. Bij deze tsunami van katholieke zieltjes was er vaak geen financiële ruimte meer voor enige vorm van luxe, laat staan het bezit van een heuse automobiel. Het Duitse wonder der techniek van mijn vader stond meestal onder een gammel afdakje bij boer van den Toorn en kende een kwijnend bestaan. Uit de polder tegen de dijk oprijden lukte al niet meer zonder hulp en de roestvorming begon serieuze vormen aan te nemen. De rondlopende geiten deden de rest en langzaam maar zeker werd de Opel Olympia vanzelf opgenomen in het boerenbedrijf.

Er moest dus wat anders komen.

Dat had nogal wat voeten in de aarde, want linkse mensen werden in die tijd geacht autoloos door het leven te gaan en dienden uitsluitend te reizen met trein, bus, fiets of benenwagen, want milieuvriendelijk. Een (lelijke) eend werd echter wel gedoogd en later zelfs een icoon voor alternatievelingen. Getooid met vredesteken, in hippe kleuren en grote anti-atoomenergie sticker (‘Atomkraft? Nein danke!’) kon men zich toch zonder schuldgevoel droog verplaatsen in een ‘voiture hippomobile’. Als vrij mens met het dakje open de wereld verbeteren, de stinkende uitlaatgassen negerend. Zure regen, CO2-uitstoot en sjoemelsoftware bestonden immers nog niet.

Vader Toon was dan wel links, maar niet alternatief. Het werd dus een tweedehands 2CV bedrijfswagen in een effen kleur oranje. Niks koningsgezind, maar vooral praktisch omdat roestwerende loodmenie ook oranje is. Aanvankelijk in gebruik als familieauto, maar later ook breed ingezet als vrachtwagen, verhuiswagen, kampeerbusje, zeilboottransport, sleutelobject, statement, ziekenwagen, bezemwagen en overnachtingsplek na te late puberfeestjes. De oplettende dorpsgenoot zal wellicht het bruine zeil zijn opgevallen waaronder de besteleend meestal schuilging. Dat bood enigszins bescherming tegen weersinvloeden en camoufleerde het vehikel in de uitbundige voortuin, zodat deze toch een beetje aan het zicht werd onttrokken. Het bruine zeil zat om een rol gewikkeld en kon door een ingenieus systeem met één handbeweging worden afgerold, waarna het met spinbinders en aan elkaar geknoopte binnenbanden aan de auto werd verankerd. Áls de auto al eens in de winter werd gebruikt, dan diende er eerst een nauwlettende procedure gevolgd te worden. Bruine zeil en elastieken verwijderen en eerst controleren of de speciale plastic beschermkap voor de winter op de gril was geplaatst. Dan met een verlengsnoer een elektrisch straalkacheltje onder het motorblok plaatsen om de koude olie voor te verwarmen. Dan een half uur koffie drinken. Vervolgens de slinger aanbrengen in de daarvoor bestemde opening en drie maal rustig draaien om de olie los te maken. Dan proberen te starten met de choke maximaal open en het gaspedaal volledig ingedrukt. Als de motor kuchend en rokend op gang kwam, had je geluk. Zo niet, straalkachel aan laten staan en nog een half uur wachten. Opnieuw proberen en de acculader bij de hand houden. Je merkt wel, even met de auto boodschappen doen was er niet bij.
Niettemin wilde het gezinshoofd ook wel eens met een automobiel de wijde wereld in en werd de besteleend omgebouwd tot kampeerauto. Een grote houten vloerplaat deed dienst als bevestiging voor een zelfgemaakte (oranje) houten achterbankje. Wij, de achterpassagiers, hadden hierdoor geen uitzicht meer en keken voornamelijk tegen de plaat boven de cabine aan. Ook diende deze houten vlonder als verhoging voor een soort stapelbed. Zo konden er maximaal vier mensen in slapen: twee volwassenen boven en twee kinderen beneden. De skai lederen voorstoelen konden eenvoudig worden verwijderd en deden dan dienst als kampeerstoelen voor buiten. Dat gaf ook wat extra hoofdruimte voor de ‘benedenslapers’ (mijn zusje en ik) die op muffe matrasjes naar binnen werden geschoven met maar net voldoende ruimte om te draaien. Een latere vriendin had ook een vader met een tot kampeerauto omgebouwde besteleend, maar zij sliepen in de laadruimte in canvas hangmatjes. Kijk, dat schept een band.
Verder werd de minicamper voorzien van een oranje plastic jerrycan voor drinkwater, een Campingaz kooktoestel en oranje houten rekjes met lege plastic hostiebussen van het doveninstituut Sint Michielsgestel. Hier werden koffie, thee, suiker en biscuitjes meerdere kampeervakanties luchtdicht in bewaard. Zo waren we geheel zelfvoorzienend en konden we gaan en staan waar we maar wilden, zonder afhankelijk te zijn van een camping. Zoals bijvoorbeeld op dat schattige Franse dorpspleintje, wat de volgende ochtend een marktplaats bleek te zijn. Nieuwsgierige marktlui keken door de raampjes naar binnen, recht in de slaperige ogen van die gekke Hollanders. Bij gebrek aan douche, veegden mijn ouders een washandje over het beslagen golfplaten plafond en hiermee ‘wasten’ wij ons gezichten. Alle zomerkleding van het gezin zat in een grote plunje zak wat tevens als hoofdkussen diende. Ik zal je het ritueel van aankleden van vier mensen in een te krappe laadruimte van een Citroen AK 400 besparen. De verse koffie met stokbrood en chocolade croissants maakte een hoop goed.
Helaas was de kampeerauto niet voorzien van een toiletje. Nu was wildplassen in die tijd nog toegestaan, maar voor de grote boodschap moest worden uitgeweken naar een openbare wc. Op een (volgens mijn vader) mooie kampeerplek vlak naast een Mariagrot was echter in geen velden of wegen een openbaar toilet te bekennen. Zeer vroeg in de ochtend diende zich onverwacht een ‘number two’ aan. Tja, wat te doen. Mijzelf uit de camper wurmen of nog maar even blijven liggen. Van slapen was geen sprake meer, dus zo goed en kwaad als het kon opende ik de achterdeurtjes en verdween op blote voeten naar buiten, de mistige Ardennen in. Slaapdronken verdween ik door het hekje in de Mariagrot, een toiletrol in de aanslag. Nu kan ik mij vergist hebben, maar ik meen mij te herinneren dat de heilige Maria die normaal gesproken met een serene blik iedereen bemoedigend aankijkt, dit keer vol ongeloof haar gezicht afwendde toen de niet zo blijde boodschap zich aandiende. Heerlijk, dat kamperen in de vrije natuur.
Dat we überhaupt nog zover het Franse binnenland in zijn gekomen is mij tot op de dag van vandaag een raadsel. De enige vorm van navigatie aan boord was namelijk een groot kompas op het stuur, een verkreukelde Michelin kaart en een lieve, maar naïeve moeder zonder richtingsgevoel. ‘Bij twijfel, altijd het zuiden aanhouden’ luidde het devies. Op naar de Soleil. Dit bracht ons op een kille avond, dwalend in een gure buitenwijk van Mulhouse vol flats met rolluiken, tot lichte wanhoop. De ruitenwissertjes deden hun uiterste best om de striemende regen te trotseren, maar boden weinig zicht. Ook de verwarming stond aan (deze kon alleen maar aan of uit) maar het lullige stroompje warme lucht kon niet verhinderen dat de ruiten beslagen raakten. De stemming was somber, het werd waterkoud en we waren verdwaald. Weg romantiek, weg vrijheid, weg vakantie. Moeder Bep werd ongerust en ten einde raad klopte vader maar aan bij een nabijgelegen Duits pension voor onderdak. Zijn Duitse les uit de oorlogstijd kwam hier dan toch nog van pas. Verkleumd maar dankbaar schoven we tussen de verse lakens van het grote bed onder het warmste dekbed wat ik ooit had meegemaakt. Aardige mensen, die Duitsers.
Na twee ‘avontuurlijke’ kampeervakanties hield ik het voor gezien, maar mijn jongere zus heeft het nog volgehouden tot Perpignan in Zuid Frankrijk. Ik was oud genoeg voor een fietsvakantie met twee neven en een vriend, maar schaamde mij ook een beetje voor dat malle koekblik en zijn chauffeur. Hoort bij de leeftijd. Die fietsvakantie verliep overigens niet zonder kleerscheuren. Op de terugweg in de afdaling kreeg één van de twee neven een appelflauwte en viel van zijn fiets. Sleutelbeen gebroken! Hierdoor moesten we noodgedwongen uit België worden opgehaald met, jawel, de Citroën AK400. Twee fietsen op het dak, twee fietsen achter in de auto en wij ergens er tussenin. Ach, we waren allang blij dat we niet verder hoefden te fietsen, want zo leuk waren die heuvels in de Belgische Ardennen nou ook weer niet.
De besteleend heeft nog jarenlang trouwe dienst gedaan. Na hun pensioen gingen mijn ouders met grote regelmaat naar mijn tante in Drenthe. In de schuur van de boerderij fungeerde de AK400 dan als hun thuisbasis. Speciaal voor deze vakanties waren twee vouwfietsjes opgeknapt en in een bijpassende kleur oranje geschilderd. Ook ging er een klein Honda minibrommertje mee wat net in de laadruimte paste. Hiermee kon mijn vader heerlijk door het Drentse land gaan toeren. Mijn Drentse neven zijn handige autosleutelaars en de eend kreeg er vaak een gratis onderhoudsbeurt, anti-corrosiebehandeling of werd klaargemaakt voor de APK. Die APK was ook nog wat. Het liefst had mijn vader een keuringmeester die de oldtimer navenant behandelde en niet de kwetsbare trommelremmen kapot trapte. Om de strenge keuringseisen een beetje te omzeilen, werden de twee licht geoxideerde koplampen tijdelijk verwisseld met twee gave exemplaren. Na de keuring verdwenen deze weer in een doos op zolder. Sjoemelkoplampen dus.
Uiteindelijk moest na 40 jaar de eend de deur uit, want de rijstijl van vader Toon was niet verantwoord meer. Gelukkig had een liefhebber interesse. Misschien dat onze oranje eend gedurende al die jaren toch een onderdeel van de familie was geworden, want het afscheid voelde als een verlies. Een soort huisdier wat was meegenomen. Het bruine zeiltje bleef doelloos achter en wapperde wat in de wind. De aan elkaar geknoopte binnenbanden lagen er nutteloos overheen en vonden troost bij de verbleekte spinbinders. Het avontuur was voorbij. Al wat restte waren wat herinneringen, achteraf dierbaarder dan de realiteit van toen. En natuurlijk de foto’s.






Reacties

Populaire posts van deze blog

Kroniek van de familie Janmaat Vinkeveen

‘Hoeveel kinderen?!’ ‘Ja, zeventien...’ Enigszins beschaamd mompel ik het aantal nakomelingen wat mijn grootouders van vaders kant hadden geproduceerd. Mijn schoonvader kwam ook al uit zo’n groot gezin - daar hadden ze er veertien - wat al behoorlijk indruk maakte. Maar ik wist mijn schoonfamilie dus te overtroeven met een nog groter aantal. Dit was vooral het gevolg van een tijd waarbij meneer pastoor nog de gezinssamenstelling bepaalde (ongeacht inkomen en carrièreplannen van dat gezin) wat uiteindelijk een tsunami van nieuwe zieltjes ging opleveren. Met het vooruitzicht van een goed gevulde kerk en collecteschaal was de toekomst van de Rooms Katholieke kerk verzekerd en had de herder zijn missie naar tevredenheid volbracht. De schaapjes waren op het droge. Drama Nu kan het ook zijn dat een groot gezin belangrijk werd geacht voor de continuïteit. Veel van mijn voorvaderen Janmaat hadden een agrarisch bedrijf en daar waren alle werkhanden welkom. Was het niet bij het melken en hooien,

Levend water

"Levend water". De naam van onze familieboot. Een naam met een religieuze betekenis, ingegeven door de voormalige werkgever van mijn vader: pastoor Gijs van der Voort te Vinkeveen. Een pastoor die, zoals vele Vinkeveners zich wellicht nog kunnen herinneren, liturgisch zeer gedreven was maar communicatief volstrekt onbekwaam. Dit resulteerde vaak in een eindeloos lange preek op een dusdanige monotone toon, dat menig kerkbezoeker met moeite wakker kon blijven op de toch al slaperige zondagochtend. En de natuurlijke galm van de oversized R.K. kerk hielp daar ook al niet bij, ondanks de goedbedoelde Philips geluidsversterking. Het was vooral een kwestie van uitzitten. Jezus zei: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke. Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.” (Johannes 7:37,38) De achterliggende boodschap: water geeft leven en doet opbloeien, dit heeft iedereen nodig. Mooi bedacht, maar wij waren a

Signalen

Zoals je wellicht weet was mijn vader Toon lange tijd koster van de grote, niet te vermijden Rooms Katholieke kerk van Vinkeveen. In zijn hart was hij nog steeds graficus, maar de stress op de drukkerij noopte hem in de jaren zestig van de vorige eeuw tot het maken van een carrièreswitch. Een achteraf verstandige keuze, want zo was hij verlost van veeleisende oplages en deadlines. Beter voor zijn hart. Tegelijkertijd had niet alleen zijn carrière een rigoureuze wending genomen, maar ook zijn levenswijze. Van hardwerkende loonslaaf naar levensgenieter met voldoende ruimte voor ontspanning en expressie. Zijn gedachtengoed bevond zich voornamelijk aan de linkerkant van het politieke spectrum met alle bijbehorende kenmerken. Een oranje Citroen Deux Chevaux bestelauto, gecamoufleerd tussen de prettig verwaarloosde voortuin van de ambtswoning aan de Kerklaan. Een al even weelderige moestuin met onbespoten groenten en fruit op roeiafstand, diverse fietsen en saxofoons, jazzmuziek, ribfluwelen